info-steel-27
Proeven EN 14399-2 beschrijft de proeven die moeten aantonen dat bouten geschikt zijn om voor te spannen. Naast proeven die de relatie tussen het aanspanmoment M r en de (voorspan)kracht F in de bout meten (waaruit de k-factor wordt afge- leid) zijn eveneens proeven voorgeschreven die de relatie tussen de aangebrachte hoekverdraaiing en de (voorspan)kracht F in de bout meten. Deze geven aanleiding tot een kromme zoals aangeduid in figuur 3. Essais La norme EN 14399-2 décrit les essais qui doivent démontrer l’aptitude des boulons à la précon- trainte. Outre des essais qui mesurent la relation entre le couple de serrage M r et l’effort (de pré- contrainte) F dans le boulon (à partir desquels le facteur k est dérivé), des essais sont également prescrits pour mesurer la relation entre l’angle de rotation appliqué et l’effort (de précontrainte) F dans le boulon. Ces essais donnent lieu à une courbe, reprise à la figure 3, 66 q PI q I q I q ¬¬ ª & B¬¬¬ K. & P # ¬ ¬ ¬F UB ¬! S & BI MAX & BI¬¬ q I D q I D q I A Hierin is q pi de hoekverdraaiing die optreedt bij het berei- ken van de nominale voorspankracht F p,C = 0,7 f ub A s ; q 1i de hoekverdraaiing bij het bereiken van de van de maximale kracht F bi,max in de bout; q 2i de hoekverdraaiing bij het stopzetten van de proef (punt a). Als voorwaarde voor F bi,max geldt F bi,max 0,9 f ub A s . Het meten van de hoek q 2i heeft als doel een indicatie te krijgen over de grootte van de hoek- verdraaiing waarbij de voorspankracht in de bout terug naar F p,C is gedaald. In de praktijk mag de proef worden stopgezet bij het bereiken van de minimale hoekverdraaiing q 2i,min . Uit bovenstaande meetresultaten kunnen vol- gende waarden worden afgeleid: D q 1i = q 1i - q pi D q 2i = q 2i - q pi De minimale waarden voor D q 1i en D q 2i zijn in EN 14399-3 en 4 voorgeschreven (tabel 3): où : q pi est l’angle de rotation auquel la précontrainte dans le vis atteint la valeur F p,C = 0,7 f ub A s ; q 1i est l’angle de rotation auquel la précontrainte dans le vis atteint sa valeur maximale F bi,max ; q 2i est l’angle de rotation auquel l’essai est arrêté (point a). La force F bi,max est soumise à la condition F bi,max 0,9 f ub A s . La mesure de l’angle q 2i a pour but d’obtenir une indication de la valeur de l’angle de rotation pour lequel l’effort de précontrainte dans le boulon a rediminué jusqu’à F p,C . En pratique, l’essai peut être arrêté lorsque l’on atteint l’angle de rotation minimal q 2i,min . Les valeurs suivantes peuvent être déduites des résultats de mesure ci-dessus : D q 1i = q 1i - q pi D q 2i = q 2i - q pi Les valeurs minimales pour D q 1i et D q 2i sont re- prises dans les normes EN 14399-3 et 4 (tableau 3) : Figuur 3 : Gemeten relatie tussen de (voorspan)kracht F en de hoekverdraaiing q Figure 3 : Relation mesurée entre la force (de précontrainte) F et l’angle de rotation q Type bout Type de boulon Klemdikte t kl (incl. sluitringen en vulplaten) Longueur de serrage t kl (y compris rondelles et cales) t kl < 2d 2d t kl < 6d 6d t kl 10d HR-bout Boulon HR q 1i,min = 90° q 1i,min = 120° q 1i,min = 150° q 2i,min = 210° q 2i,min = 240° q 2i,min = 270° HV-bout Boulon HV q 1i,min = 90° q 1i,min = 120° q 1i,min = 150° q 2i,min = 180° q 2i,min = 210° q 2i,min = 240° Tabel 3 : Minimale waarden voor q 1i en q 2i _Tableau 3 : Valeurs minimales pour q 1i et q 2i
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MzE2MDY=